ECLI:NL:CRVB:2024:1210

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
22/1470 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 maart 2022. Het hoger beroep werd ingetrokken door het college op 3 april 2024, waarbij het college aangaf dat het hoger beroep alleen nog een principieel belang diende. Namens de betrokkene, die in deze zaak vertegenwoordigd werd door advocaat mr. R. Verspaandonk, werd verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, ondanks de intrekking van het hoger beroep, het college nog steeds verantwoordelijk is voor de proceskosten die de betrokkene heeft gemaakt in verband met het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het college eerder al was veroordeeld in de kosten die de betrokkene had gemaakt in bezwaar en beroep, maar dat de kosten in hoger beroep nog niet waren vergoed.

De Raad heeft de proceskosten begroot op € 875,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het verweerschrift. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 juni 2024
22/1470 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
25 maart 2022, 21/1795
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland (college)
[betrokkene] uit [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 3 april 2024 heeft het college het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. R. Verspaandonk, advocaat, verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij digitaal bericht van 14 mei 2024 gereageerd op het verzoek.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Vastgesteld wordt dat het college het hoger beroep heeft ingetrokken, omdat het hoger beroep alleen nog een principieel belang zou dienen.
Het college is bij de uitspraak van de rechtbank reeds veroordeeld in de door betrokkene gemaakte kosten in bezwaar en beroep. Anders dan wat het college bij digitaal bericht van
14mei 2024 stelt, dient het college de door betrokkene gemaakte kosten in hoger beroep nog wel te vergoeden.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen