ECLI:NL:CRVB:2024:1204
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in AOW-zaak met betrekking tot verzekeringsstatus
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. Verzoekster, die een eenmanszaak heeft en als zelfstandig ondernemer werkt, heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat zij van mening is dat haar verzekeringsstatus voor de AOW onterecht is vastgesteld. De Svb heeft in een eerder besluit bepaald dat verzoekster niet verzekerd was voor de AOW gedurende een bepaalde periode, omdat haar inkomsten uit arbeid boven het drempelbedrag lagen. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het financiële belang van verzoekster pas relevant wordt wanneer zij de AOW-leeftijd heeft bereikt, wat nog ver in de toekomst ligt. Daarom was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak werd gedaan op 13 juni 2024, en de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond was, zonder veroordeling in proceskosten.