ECLI:NL:CRVB:2024:1156
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere besluiten inzake bijstandsrecht zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had verzocht om herziening van eerdere besluiten met betrekking tot zijn recht op bijstand, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze herziening konden rechtvaardigen. De appellant had vragen gesteld over de bekendmaking en inhoud van de oorspronkelijke besluiten, maar deze vragen waren niet onderbouwd met feiten of rechtsregels die de besluiten onmiskenbaar onjuist zouden maken.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gepresenteerd. De eerdere besluiten, waaronder het besluit van 29 juni 2018 en het boetebesluit van 25 oktober 2018, zijn niet ter beoordeling voorgelegd in deze procedure. De Raad concludeert dat de afwijzing van de herzieningsverzoeken niet evident onredelijk is en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en de appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten of het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.