ECLI:NL:CRVB:2024:1135

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/2631 TOZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 4 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2631 TOZO. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellant, vertegenwoordigd door L.J. Schippers, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2023, met nummer 22/1434. In de aanloop naar de uitspraak is de gemachtigde van de appellant meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 136,-. De eerste herinnering werd verzonden op 18 oktober 2023, met de mededeling dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 18 november 2023, waarin werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest zijn voldaan.

Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 juni 2024
23/2631 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam
4 augustus 2023, 22/1434
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft L.J. Schippers hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 18 oktober 2023 is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 18 november 2023 is de gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.