ECLI:NL:CRVB:2023:993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen met korting en de verzekeringsstatus van appellant over de periode 1979 tot 21 juni 1981
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen aan appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb) met een korting van 20%. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij verzekerd was voor de AOW over de periode van 1979 tot 21 juni 1981. De Svb had eerder een korting van 24% toegepast, maar heeft deze verlaagd na bezwaar van appellant. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 12 april 2023 heeft appellant zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, mr. M.I. L’Ghdas, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. drs. N. Diamant.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Appellant stelde dat hij vanaf 1979 in Nederland woonde, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met objectieve bewijsstukken. De verklaringen van medebewoners uit 1977 werden niet als voldoende bewijs gezien. De Svb heeft terecht de korting op het ouderdomspensioen toegepast, omdat appellant niet kon aantonen dat hij voor 21 juni 1981 verzekerd was voor de AOW. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.