ECLI:NL:CRVB:2023:992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ouderdomspensioen op grond van de AOW met een korting van 96%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die een korting van 96% heeft gekregen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 25 november 2020, waarin de Svb hem een ouderdomspensioen toekende met een aanzienlijke korting vanwege niet-verzekerde jaren. De Svb had vastgesteld dat appellant slechts verzekerd was voor de periode van 21 juli 1977 tot 1 september 1978, wat ook overeenkomt met de informatie die appellant zelf had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat appellant over meer verzekerde jaren beschikte dan de Svb had aangenomen. Appellant voerde aan dat hij recht had op een volledig ouderdomspensioen, maar de Raad oordeelde dat de Svb de hoogte van het pensioen terecht had vastgesteld op 4% van het volledige AOW-pensioen voor een gehuwde. De persoonlijke omstandigheden van appellant konden niet leiden tot een hogere toekenning. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.