ECLI:NL:CRVB:2023:992

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22 / 1204 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van ouderdomspensioen op grond van de AOW met een korting van 96%

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die een korting van 96% heeft gekregen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 25 november 2020, waarin de Svb hem een ouderdomspensioen toekende met een aanzienlijke korting vanwege niet-verzekerde jaren. De Svb had vastgesteld dat appellant slechts verzekerd was voor de periode van 21 juli 1977 tot 1 september 1978, wat ook overeenkomt met de informatie die appellant zelf had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat appellant over meer verzekerde jaren beschikte dan de Svb had aangenomen. Appellant voerde aan dat hij recht had op een volledig ouderdomspensioen, maar de Raad oordeelde dat de Svb de hoogte van het pensioen terecht had vastgesteld op 4% van het volledige AOW-pensioen voor een gehuwde. De persoonlijke omstandigheden van appellant konden niet leiden tot een hogere toekenning. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.

Uitspraak

22/1204 AOW
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2022, 21/3526 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 25 november 2020 heeft de Svb aan appellant een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend met een korting van 96%. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Svb is met een besluit van 30 maart 2021 (bestreden besluit) bij de korting van 96% gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak moet worden beoordeeld of appellant recht heeft op een hoger ouderdomspensioen dan de Svb hem heeft toegekend. De Raad is het eens met de rechtbank dat de Svb de verzekerde tijdvakken voor de AOW juist heeft vastgesteld. Appellant heeft geen recht op een hoger ouderdomspensioen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft bij zijn aanvraag om een ouderdomspensioen op grond van de AOW aangegeven dat hij in de periode van 21 juli 1977 tot 1 september 1978 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Daarna is hij naar Marokko teruggekeerd. Ter ondersteuning van zijn aanvraag heeft appellant een aantal brieven van zijn oud-werkgever en van het ziekenfonds toegezonden. De Svb heeft vervolgens onderzoek gedaan bij het pensioenfonds, de gemeente Den Haag en de oud-werkgever van appellant.
1.2.
De Svb heeft bij besluit van 25 november 2020 vanaf 9 april 2020 aan appellant een ouderdomspensioen toegekend. Daarbij heeft de Svb een korting toegepast van 96% wegens afgerond 48 niet verzekerde jaren. Appellant wordt verzekerd geacht over het tijdvak 21 juli 1977 tot en met 1 september 1978. Het bezwaar van appellant hiertegen heeft de Svb bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is gesteld noch gebleken dat appellant over meer perioden verzekerd is geweest dan door de Svb is aangenomen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant heeft aangevoerd dat hij in Nederland heeft gewerkt en daarom recht heeft op een volledig ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen wat hij nu ontvangt is te weinig om van te leven.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en de motivering waarop dit berust en verwijst daarnaar. De Svb heeft onderzocht over welke tijdvakken appellant verzekerd kan worden geacht en dit verzekerd tijdvak vastgesteld op de periode tussen 21 juli 1977 tot en met 1 september 1978. Dit tijdvak komt ook overeen met wat appellant zelf heeft opgegeven als tijdvak van wonen en werken in Nederland. Appellant heeft in beroep en hoger beroep geen verdere gegevens ingebracht waaruit blijkt dat het door de Svb voor appellant vastgestelde aantal verzekerde jaren onjuist zou zijn. De Svb heeft de hoogte van het AOW-pensioen terecht vastgesteld op 4% van het volledige AOW-pensioen. De door appellant geschetste persoonlijke omstandigheden kunnen niet tot toekenning van een hoger ouderdomspensioen leiden.
Conclusie en gevolgen
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De Svb heeft terecht aan appellant een ouderdomspensioen op grond van de AOW toegekend van 4% van het volledige AOW-pensioen voor een gehuwde.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) D. Al-Zubaidi
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’appel Centrale),
Statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. Wolfrat en présence de D. Al-Zubaidi en qualité de greffier, ainsi qua prononcée en public, le 24 mai 2023.