Uitspraak
21.3994 PW-PV
Griffier: S. Ploum
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2023, gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De centrale vraag is of appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden met betrekking tot hun inkomsten uit arbeid in de maanden augustus en september 2020. Appellanten stellen dat zij de gemeente Rotterdam tijdig op de hoogte hebben gesteld van hun inkomsten, maar hebben dit niet aannemelijk gemaakt. De Raad oordeelt dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat zij de relevante documenten, zoals de arbeidsovereenkomst en loonstroken, per post hebben verzonden. Bovendien blijkt uit een telefoonnotitie dat appellant 2 op 17 december 2020 heeft verklaard dat appellant 1 moeite had om aan zijn loonstroken en arbeidsovereenkomst te komen.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin is vastgesteld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. Dit heeft geleid tot de herziening van de bijstand over de periode van 10 augustus 2020 tot en met 30 november 2020 en de terugvordering van een bedrag van € 2.247,91. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam terecht heeft gehandeld door de bijstand te herzien en het teveel ontvangen bedrag terug te vorderen. Appellanten krijgen geen vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de overwegingen van de Raad zijn overtuigend gemotiveerd.