ECLI:NL:CRVB:2023:979

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
23 / 519 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank inzake buitenlandbijdrage op AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de inhouding van de buitenlandbijdrage op het AOW-pensioen van verzoekers. De Svb had eerder besloten om de buitenlandbijdrage in te houden op het AOW-pensioen van verzoekers, welke besluiten in 2021 zijn genomen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb heeft deze afwijzingen gehandhaafd. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van verzoekers tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat de Svb geen zelfstandige bevoegdheid heeft bij de vaststelling van de verdragsgerechtigdheid en dat het CAK hiervoor verantwoordelijk is.

Tijdens de zitting op 15 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekers en de Svb gehoord. Verzoekers hebben gesteld dat het CAK onrechtmatige besluiten heeft genomen, waardoor de Svb ten onrechte de buitenlandbijdrage heeft ingehouden. Ze hebben ook schadevergoeding geëist en verzocht om verwijdering van hun persoonsgegevens uit de administratie van het CAK. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de Svb op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen van de eerdere besluiten en dat verzoekers geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben aangedragen die relevant zijn voor de beoordeling.

De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:104, 8:108 en 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij is vastgesteld dat er geen beletselen zijn om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die de rechtbank eerder heeft gemaakt.

Uitspraak

23.519 AOW-PV, 23/840 AOW-VV-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 31 januari 2023, 22/396 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van 6 april 2023 en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[verzoekers 1] en [verzoekers 2] te [woonplaats] (verzoekers)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 15 mei 2023
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: I. van der Hout
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 mei 2023. Verzoeker [verzoekers 1] is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.H. Koning.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De voorzieningenrechter doet gelijk uitspraak in de hoofdzaak
1.1.
Op grond van de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2.
Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
1.3.
De onder 1.2 bedoelde situatie doet zich voor. Ook overigens zijn er geen beletselen om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De besluiten van de Svb
2. De Svb heeft het verzoek om terug te komen van de besluiten van 21 augustus 2009 en van 21 september 2011, waarin aan verzoekers is meegedeeld dat een buitenlandbijdrage wordt ingehouden op hun AOW-pensioen, afgewezen met besluiten van 16 december 2021. Verzoekers hebben tegen die besluiten bezwaar gemaakt. De Svb is met besluiten van 1 februari 2022 en 2 februari 2022 (bestreden besluiten) bij deze afwijzing gebleven.
De uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft het beroep van verzoekers tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van verzoekers zich primair richt tegen het verschuldigd zijn van de buitenlandbijdrage. Volgens de rechtbank heeft de Svb geen zelfstandige bevoegdheid bij de vaststelling of iemand verdragsgerechtigd is en een buitenlandbijdrage is verschuldigd. Tot deze vaststelling is het CAK bevoegd. De Svb heeft terecht in de bestreden besluiten gesteld dat hij verplicht is het CAK hierin te volgen en te moeten uitgaan van de gegevens die hij van het CAK krijgt. De Svb houdt in opdracht van het CAK de buitenlandbijdrage op het AOW-pensioen in en draagt het ingehouden bedrag af aan het CAK. Volgens de rechtbank hebben verzoekers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die niet eerder bekend waren of bekend hadden kunnen zijn. Ook is geen sprake van evidente onredelijkheid.
De gronden van verzoekers
4. Volgens verzoekers heeft het CAK onrechtmatige besluiten afgegeven op grond waarvan de Svb ten onrechte de buitenlandbijdrage heeft ingehouden op hun AOW-pensioen. Verzoekers hebben al veel procedures gevoerd, ook tegen het CAK, om hun gelijk hierin te krijgen. Verzoekers stellen schade te hebben geleden door onrechtmatige besluitvorming van het CAK. Bij voorlopige voorziening is de voorzieningenrechter gevraagd om het CAK te verplichten tot onmiddellijke betaling van de schadeclaim die verzoekers in 2019 al hebben neergelegd. Ook is verzocht om verwijdering van de persoonsgegevens van verzoekers uit de administratie van het CAK, afdeling Buitenland.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5.1.
Met verzoeker [verzoekers 1] is uitvoerig ter zitting besproken wat de taak is van de Svb bij de inhouding van de buitenlandbijdrage op het AOW-pensioen en hoe een verzoek om terug te komen van eerdere besluiten moet worden getoetst. Verzoeker heeft erkend dat de Svb in dit verband een “kassiersfunctie” heeft en heeft verklaard deze procedure te gebruiken als hefboom om de zaak opnieuw aan de orde te stellen. De voorzieningenrechter bevestigt de aangevallen uitspraak en onderschrijft de overwegingen waarop de rechtbank zijn oordeel heeft gebaseerd. De Svb heeft op goede gronden geweigerd om terug te komen van de besluiten om de buitenlandbijdrage op het AOW-pensioen in te houden. Verzoekers hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die bij deze toetsing van belang zijn. De besluiten zijn ook niet evident onredelijk. De beoordelingsmarge van de Svb bij de inhouding van de buitenlandbijdrage is gering, gelet op artikel 6.3.2, eerste en tweede lid, van de Regeling Zorgverzekering.
5.2.
Ook is besproken dat het verzoek om schadevergoeding aan het adres van het CAK nietontvankelijk wordt verklaard, omdat het CAK geen partij is in deze procedure. Om dezelfde reden kan ook het verzoek aan CAK om de administratie te wijzigen niet in deze procedure aan de orde komen.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) I. van der Hout (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum