ECLI:NL:CRVB:2023:812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
22 / 3623 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.P.M. Jacobs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 2 mei 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht verplicht voor de indiener van een beroepschrift, en deze verplichting geldt ook voor hoger beroep volgens artikel 8:108 van de Awb.

Appellante werd bij brief van 26 november 2022 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,- en kreeg de instructie om dit bedrag binnen 28 dagen te betalen. Ondanks een verzoek om vrijstelling van het griffierecht, dat op 7 februari 2023 werd afgewezen, heeft appellante het griffierecht niet tijdig voldaan. Een tweede herinnering werd op 8 februari 2023 verstuurd, waarin appellante opnieuw werd gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken te betalen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Gezien het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald, werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door K.P.M. Jacobs, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.3623 PW

Datum uitspraak: 2 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2022, 22/2652
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 26 november 2022 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Appellante heeft de Raad verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Het verzoek om vrijstelling heeft de griffier bij brief van 7 februari 2023 afgewezen.
Bij aangetekende brief van 8 februari 2023 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K.P.M. Jacobs, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) N. van der Horn
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.