ECLI:NL:CRVB:2023:740

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
22 / 2995 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om postume toelating tot de vrijwillige verzekering voor de ANW

Op 20 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante, die in Marokko woont, tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar overleden echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag was afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn was ingediend. De echtgenoot van appellante, die op [sterfdatum] in Marokko overleed, ontving op het moment van zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder op 21 april 2021 het verzoek van appellante afgewezen, omdat de verplichte verzekering van haar echtgenoot al was geëindigd op 25 november 1989 en de aanvraag niet binnen een jaar na zijn overlijden was ingediend.

Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaarschrift niet tijdig was ontvangen door de Svb. Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij financiële ondersteuning nodig had voor haar gezin.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk was. De Raad bevestigde dat de Svb het bezwaar terecht had afgewezen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar was. De Raad concludeerde dat appellante geen gelijk kreeg en dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

22.2995 ANW

Datum uitspraak: 20 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2022, 21/5175 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
Appellante is gehuwd geweest met [naam echtgenoot appellante]. De echtgenoot is op [sterfdatum] in Marokko overleden. Hij ontving op dat moment een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Nadat haar aanvraag om een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) was afgewezen, heeft appellante in bezwaar gevraagd om haar echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de ANW.
Besluitvorming Svb
1.2.
Bij besluit van 21 april 2021 heeft de Svb dit verzoek afgewezen. Daarbij is overwogen dat de verplichte verzekering van de echtgenoot al is geëindigd op 25 november 1989. De aanvraag van appellante is niet binnen een jaar na zijn overlijden ingediend.
1.3.
Appellante heeft bij brief van 1 juni 2021, door de Svb ontvangen op 1 juli 2021, bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij het bestreden besluit van 8 september 2021 heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 21 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaartermijn is overschreden. Van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding achterwege kan blijven is niet gebleken.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is vastgesteld dat appellante haar bezwaarschrift wel binnen de termijn van zes weken op de post heeft gedaan maar dat het bezwaarschrift niet binnen één week na afloop van de termijn door de Svb is ontvangen. Er is geen sprake van een geldige reden op grond waarvan het te laat indienen van een bezwaarschrift verschoonbaar is te achten. De enkele stelling van appellante dat zij vanwege corona de beslissing te laat heeft ontvangen, is daarvoor onvoldoende. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat Marokko op 20 maart 2020 in lockdown is gegaan vanwege COVID-19. Door coronamaatregelen is de postbezorging van en naar Marokko vertraagd geweest. In 2021 bedroeg deze periode nog maximaal hooguit drie weken. Dat betekent dat de verzending van het besluit van 21 april 2021 niet om reden van COVID-19 vertraagd kan zijn, zoals appellante heeft gesteld.
Standpunt in hoger beroep
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geld nodig heeft om haar gezin te onderhouden.
Het oordeel van de Raad
4.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Uit artikel 6:9 van de Awb volgt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak voldoende besproken en gemotiveerd dat de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 april 2021 terecht nietontvankelijk heeft verklaard. De Raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen en onderschrijft de overwegingen waarop de rechtbank dit oordeel baseert. De Svb heeft op zitting nog toegelicht dat uit informatie van de sociaal-attaché in Marokko is gebleken, dat de postbezorging in Marokko ten tijde van het versturen van besluit van 21 april 2021 en het bezwaarschrift van appellante geen vertraging meer ondervond ten gevolge van COVID-19. Verder heeft de Svb ter zitting opgemerkt dat ook al zou het bezwaar ontvankelijk zijn geacht, het inhoudelijk geen kans van slagen zou hebben gehad.
Conclusie
4.3.
Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt en dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E.J. van der Veldt

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître E.E.V. Lenos en présence de E.J. van der Veldt en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20 avril 2023.