ECLI:NL:CRVB:2023:694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, geboren in 1999, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege diverse psychische klachten, waaronder een obsessief-compulsieve stoornis, ADHD en depressieve klachten. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij is uitbehandeld en dat er geen kans is op verbetering. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar medische klachten al lange tijd bestaan en dat zij alles heeft gedaan om beter te worden, maar dat dit niet is gelukt. De Raad heeft echter vastgesteld dat appellante de door haar behandelend psychiater geadviseerde klinische behandeling vroegtijdig heeft afgebroken en dat er nog steeds mogelijkheden voor behandeling zijn. De Raad heeft de conclusie van het CIZ en de rechtbank onderschreven dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat niet is aangetoond dat zij is uitbehandeld.
De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, omdat appellante met de in hoger beroep overgelegde stukken het medisch advies van het CIZ niet heeft weerlegd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.