ECLI:NL:CRVB:2023:504

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
21 / 4280 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de Anw-uitkering op basis van gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2021. De zaak betreft de intrekking van de nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) met ingang van 1 december 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had op 27 januari 2021 een besluit genomen om de uitkering in te trekken, wat na bezwaar werd gehandhaafd op 21 april 2021. De reden voor de intrekking was dat appellante, zonder tijdige melding, vanaf 9 november 2018 een gezamenlijke huishouding had gevoerd met een persoon genaamd X op het uitkeringsadres, waardoor zij niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de nabestaandenuitkering. De rechtbank had het bestreden besluit in stand gelaten.

Appellante betwistte de beslissing van de Svb en voerde aan dat de Svb ten onrechte had gekeken naar gezamenlijke activiteiten met X. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, volgens artikel 3, derde lid, van de Anw, sprake is van een gezamenlijke huishouding wanneer twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zorg voor elkaar dragen. Het was niet in geschil dat appellante en X hun hoofdverblijf op het uitkeringsadres hadden. De Raad beoordeelde of de Svb aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van wederzijdse zorg.

De Raad concludeerde dat, hoewel er geen financiële verstrengeling was, er wel voldoende andere aspecten van zorg waren. Appellante en X hadden tijdens een telefonisch gesprek op 22 december 2020 verklaard dat zij samen de administratie deden, boodschappen deden, het huishouden deelden en elkaar verzorgden bij ziekte. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat er voldoende wederzijdse zorg was, waardoor de intrekking van de Anw-uitkering gerechtvaardigd was. Het hoger beroep van appellante slaagde niet, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

21.4280 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2021, 21/2465 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 28 februari 2023
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: N. van de Horn
Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de intrekking van de nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) met ingang van 1 december 2018. De Svb heeft aan dit besluit van 27 januari 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 april 2021 (bestreden besluit), ten grondslag gelegd dat appellante, zonder daarvan tijdig melding te maken bij de Svb, vanaf 9 november 2018 met X een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd op het uitkeringsadres waardoor zij niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de nabestaandenuitkering. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit in stand gelaten. Appellante heeft aangevoerd dat de Svb ten onrechte gekeken heeft naar gezamenlijke activiteiten van appellante en X.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Anw is sprake van een gezamenlijke huishouding indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
Niet in geschil is dat appellante en X in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf hadden op het uitkeringsadres. Daarom hoeft alleen te worden beoordeeld of de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan het criterium van wederzijdse zorg.
Wederzijdse zorg kan bestaan indien sprake is van financiële verstrengeling of van andere feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat appellanten zorg aan elkaar verlenen. Dit zijn geen cumulatieve vereisten. Omdat niet in geschil is dat geen sprake is van financiële verstrengeling, dienen andere aspecten van zorg aan elkaar te worden beoordeeld. Het ondernemen van gezamenlijke activiteiten, zoals het samen op vakantie gaan, behoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met enige vorm van wederzijdse zorg.
Appellante en X hebben tijdens het telefonisch gesprek op 22 december 2020 verklaard dat ze alles samen doen, dat ze de administratie samen doen, dat ze samen boodschappen doen die appellante betaalt, dat ze het huishouden gezamenlijk doen, beiden koken, beiden doen ze de was en strijk en X doet klusjes in en rond het huis. Tevens verzorgen ze elkaar bij ziekte. Hiermee staat voldoende vast dat sprake is van wederzijdse zorg. Dat de Svb ook acht heeft geslagen op gezamenlijke activiteiten zoals het ontvangen van bezoek of het maken van een uitje is bij deze stand van zaken niet meer van belang.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd. Dit betekent dat de intrekking van de Anw-uitkering in stand blijft.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over gezamenlijke huishouding.