ECLI:NL:CRVB:2023:397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand voor een alleenstaande. De appellant had op 25 augustus 2020 een aanvraag ingediend op basis van de Participatiewet, maar deze werd afgewezen omdat hij een gezamenlijke huishouding voerde met X. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, aangezien appellant en X in dezelfde woning woonden en er wederzijdse zorg bestond. De Raad baseerde zich op verschillende feiten, waaronder het huurcontract en het gebruik van de woning en auto van X door appellant. Ondanks de beweringen van appellant over zijn lage IQ, oordeelde de Raad dat de beoordeling van wederzijdse zorg objectief moest zijn en niet afhankelijk van persoonlijke omstandigheden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.