ECLI:NL:CRVB:2023:388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herberekening verhoogde toelage-buitenland voor studerende zoon van defensieambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Staatssecretaris van Defensie. De appellant, een defensieambtenaar, had van 1 juli 2012 tot 17 juli 2017 een plaatsing in België en daarna op Curaçao. Tijdens zijn verblijf in België ontving hij een verhoogde toelage-buitenland voor zijn zoon die een hbo-opleiding volgde. Deze toelage liep door tot 1 augustus 2019, de datum waarop de studie van zijn zoon eindigde.
De Staatssecretaris van Defensie heeft op 29 januari 2020, met aanvullingen op 9 maart 2020, de aanvraag van de appellant voor herberekening van de verhoogde toelage-buitenland over de periode van 17 juli 2017 tot 1 augustus 2019 afgewezen. De reden hiervoor was dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD) en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule in artikel 28 van het VBD toe te passen.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Staatssecretaris de hardheidsclausule had moeten toepassen, omdat het VBD geen regeling biedt voor situaties waarin een defensieambtenaar van buitenland naar buitenland wordt geplaatst en het kind zijn studie in het buitenland voortzet. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van de toepassing van de hardheidsclausule, aangezien de appellant zelf had gekozen voor de functie op Curaçao, terwijl zijn zoon in België wilde blijven studeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.