ECLI:NL:CRVB:2023:327

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
21/3950 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vaststelling huwelijkse tijdvakken en korting op ouderdomspensioen

Op 22 februari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de vaststelling van huwelijkse tijdvakken en de korting op haar ouderdomspensioen. Appellante, die in Marokko woont, was gehuwd sinds 1977 en had in Nederland gewoond van juni 1982 tot december 1983. De Svb had haar een ouderdomspensioen van 12% van het maximale AOW-pensioen toegekend, gebaseerd op de verzekeringsperioden van haar echtgenoot en haar eigen woonperiode in Nederland. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het pensioen niet voldoende was om van te leven.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij de Svb een korting van 88% op het ouderdomspensioen had toegepast. De Svb baseerde deze korting op de periodes waarin appellante niet verzekerd was voor de AOW. Tijdens de zitting op 11 januari 2023 heeft de Svb erkend dat de berekening van de huwelijkse tijdvakken niet correct was, en dat appellante recht had op een ouderdomspensioen van 14% in plaats van 12%.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb de korting op het ouderdomspensioen van appellante moest verlagen van 88% naar 86%, en dat het ouderdomspensioen met ingang van 1 november 2020 moest worden verhoogd naar 14%. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de Svb vernietigd en zelf in de zaak voorzien. De Svb is ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan appellante.

Uitspraak

21.3950 AOW

Datum uitspraak: 22 februari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2021, 21/128 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
De Svb heeft vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023. Namens appellante is [A.] verschenen, ex-schoonzoon van appellante. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
Appellante woont in Marokko en is op [trouwdatum] 1977 gehuwd. Haar echtgenoot heeft vanaf 1970 tot 1983 in Nederland gewoond en gewerkt. Appellante heeft in Nederland gewoond van 12 juni 1982 tot 16 december 1983. De echtgenoot is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) verzekerd geweest van 2 januari 1970 tot 3 oktober 1971, van 7 december 1971 tot 14 maart 1972, van 21 juni 1973 tot 16 augustus 1974 en
van 27 februari 1975 tot 1 juli 1983. Hij is op [sterfdatum] 2008 overleden. In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft appellante een ouderdomspensioen bij de Svb aangevraagd.
Besluitvorming Svb
1.2.
De Svb heeft in een besluit van 8 april 2020 aan appellante met ingang van 1 november 2020 een ouderdomspensioen toegekend ter hoogte van 12% van het maximale AOWpensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde.
1.3.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft de Svb ongegrond verklaard in een besluit van 19 oktober 2020 (bestreden besluit). Daaraan is ten grondslag gelegd dat in de periode vanaf de datum van registratie van het huwelijk op 6 december 1978 tot en met 11 juni 1982 voor appellante huwelijkse tijdvakken in aanmerking worden genomen. De Svb heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko. Verder is appellante verzekerd geweest op grond van wonen in Nederland van 12 juni 1982 tot en met 16 december 1983. Appellante is in totaal 44 jaar, 11 maanden en 19 dagen niet verzekerd geweest voor de AOW. Dit levert een korting op van 88% (44 jaar x 2%), waardoor appellante recht heeft op 12% van het maximale voor haar geldende AOW-pensioen.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de Svb terecht een korting van 88% op het ouderdomspensioen heeft toegepast, omdat appellante alleen verzekerd is geweest over de in het bestreden besluit genoemde tijdvakken. Verder is overwogen dat bij het bepalen van de hoogte van het AOW-pensioen geen rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de pensioengerechtigde.
Wat hebben partijen aangevoerd?
3.1.
Appellante heeft aangevoerd dat het ouderdomspensioen niet voldoende is om van te kunnen leven.
3.2.
De Svb heeft bij brief van 14 december 2022 medegedeeld dat bij de vaststelling van de huwelijkse tijdvakken ten onrechte is uitgegaan van de datum waarop het huwelijk is geregistreerd op 6 december 1978, terwijl dit de datum van huwelijkssluiting op [trouwdatum] 1977 had moeten zijn. Op basis hiervan kan aan appellante een verzekerd huwelijks tijdvak worden toegekend van [trouwdatum] 1977 tot en met 11 juni 1982. Dit heeft tot gevolg dat appellante niet verzekerd is geweest voor de AOW van 1 november 1970 tot en met 16 oktober 1977 en van 17 december 1983 tot en met 31 oktober 2020. Naar beneden afgerond is dit 43 jaar, wat een korting van 86% oplevert. Appellante heeft hierdoor met ingang van 1 november 2020 recht op een ouderdomspensioen van 14% van het maximale voor haar geldende AOW-pensioen. De Svb heeft de Raad ter zitting verzocht zelf in de zaak te voorzien en de wijziging van het kortingspercentage in een uitspraak vast te leggen.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of voor appellante meer verzekerde tijdvakken in aanmerking moeten worden genomen.
4.2.
Gelet op het onder 3.2 nader ingenomen standpunt van de Svb moet het ouderdomspensioen van appellante met ingang van 1 november 2020 worden verhoogd naar 14%. Alleen al om deze reden komen de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Hierna wordt onderzocht of de Raad zelf in de zaak kan voorzien.
4.3.
Appellante is uiteindelijk door de Svb verzekerd geacht over de tijdvakken van [trouwdatum] 1977 tot en met 11 juni 1982 en van 12 juni 1982 tot en met 16 december 1983. Van meer verzekerde tijdvakken dan door de Svb onder 3.2 heeft aangenomen, is niet gebleken.
4.4.
De niet verzekerde periodes hebben terecht geleid tot een korting van in totaal 86%. Daarbij wordt opgemerkt dat de omstandigheid dat appellante financieel niet rond kan komen van haar ouderdomspensioen, er niet toe kan leiden dat zij recht heeft op een hoger pensioen.
Conclusie
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd. Het besluit van 8 april 2020 moet worden herroepen voor zover daarbij de korting op het ouderdomspensioen van appellante is bepaald op 88%. De Raad zal zelf in de zaak voorzien door de korting vast te stellen op 86%. Dit betekent dat het ouderdomspensioen van appellante met ingang van 1 november 2020 wordt verhoogd naar 14% van het maximale voor haar geldende ouderdomspensioen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 oktober 2020;
  • herroept het besluit van 8 april 2020 voor zover daarbij de korting op het ouderdomspensioen is bepaald op 88% en stelt deze korting vast op 86%;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 8 april 2020;
  • bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van Y.S.S. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) Y.S.S. Fatni
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.