ECLI:NL:CRVB:2023:324

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
22/1042 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen wegens gebrek aan verzekering voor de AOW

Op 22 februari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een AOW-pensioen had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet verzekerd was geweest voor de AOW. De appellant stelde dat hij van 1977 tot en met 1980 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) kon geen bewijs vinden van zijn verblijf of werk in Nederland gedurende die periode. De Svb had onderzoek gedaan bij verschillende instanties, waaronder de gemeente Leiden en pensioenfondsen, maar vond geen gegevens die de claims van de appellant ondersteunden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen de afwijzing van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de Svb zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de appellant zijn stellingen niet had onderbouwd met bewijs. Hierdoor werd geconcludeerd dat de appellant niet verzekerd was voor de AOW en geen recht had op een ouderdomspensioen. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, met Y.S.S. Fatni als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.1042 AOW

Datum uitspraak: 22 februari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van16 februari 2022, 20/6989 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko, (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
Appellant heeft in april 2019 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Daarbij heeft hij gesteld dat hij van 1977 tot en met 1980 in Nederland ( [plaats 1] ) heeft gewoond en gewerkt. Appellant heeft een vleesfabriek van [naam B.V.] in [plaats 2] en een ziekenhuis in [plaats 1] als werkgevers genoemd.
Besluitvorming Svb
1.2.
De Svb heeft in zijn besluit van 11 november 2019 de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft de Svb ongegrond verklaard in een besluit van 16 oktober 2020 (bestreden besluit).
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank vindt dat de Svb de pensioenaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb heeft voldoende en zorgvuldig onderzoek gedaan naar de mogelijke perioden van wonen en/of werken in Nederland door bij verschillende instanties informatie op te vragen. Uit dat onderzoek volgt dat appellant niet bekend is bij die instanties. Daarom kan niet worden vastgesteld dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
Standpunt in hoger beroep
3. Appellant heeft – voor zover relevant – aangevoerd dat hij verzekerd is geweest voor de AOW, omdat hij tussen 1977 en 1980 bij [naam B.V.] in [plaats 2] heeft gewerkt. Verder stelt hij van 1978 tot 1980 kinderbijslag van de Svb te hebben ontvangen.
Het oordeel van de Raad
4.1.
In geschil is of appellant in het tijdvak van 1977 tot en met 1980 verzekerd is geweest voor de AOW. Hiervoor is van belang of appellant in die periode in Nederland heeft gewoond of gewerkt. [1]
4.2.
De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte gegevens onderzoek gedaan bij de gemeente Leiden en het schakelregister, maar daar was appellant niet bekend. Verder heeft de Svb geprobeerd informatie te krijgen bij het Bedrijfstakpensioenfonds schoonmaak- en glazenwassersbedrijf en bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees . Deze pogingen hebben niets opgeleverd. In de administratie van [naam B.V.] in [plaats 2] is niet meer te achterhalen of appellant in de in geding zijnde periode bij hen heeft gewerkt. De Svb heeft tot slot haar eigen archief met kinderbijslaggegevens geraadpleegd. Het archief ziet op een periode vanaf eind jaren ’80 en daarin is appellant niet aangetroffen.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat de Svb aan de hand van de door appellant verstrekte informatie onderzoek heeft verricht naar het mogelijke verblijf en de mogelijke werkzaamheden van appellant in Nederland in de periode van 1977 tot en met 1980. Dit onderzoek is zorgvuldig. Appellant heeft zijn stelling dat hij in die periode in Nederland heeft gewoond en gewerkt niet onderbouwd met stukken. Geconcludeerd wordt dat niet aannemelijk is dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt in de periode van 1977 tot en met 1980.
Conclusie
4.4.
Dit betekent dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW en geen recht heeft op een ouderdomspensioen. Appellant krijgt geen gelijk en het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van Y.S.S. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) Y.S.S. Fatni
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par consequent, décidée par M. Wolfrat en présence de Y.Y.S. Fatni en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 22 Fevrier 2023.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.

Voetnoten

1.Artikel 6, eerste lid, van de AOW.