ECLI:NL:CRVB:2023:27

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
20 / 3433 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Het hoger beroep was ingesteld door mr. N. Talhaoui, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2020. Tijdens de zitting op 16 februari 2022 is het onderzoek geschorst om het college de gelegenheid te geven nader medisch onderzoek te laten verrichten. Op 29 april 2022 heeft het college een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna appellant op 13 mei 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het college met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan appellant is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskosten zijn begroot op € 3.705,-, bestaande uit € 1.194,- voor bezwaar, € 837,- voor beroep en € 1.674,- voor hoger beroep. De Raad heeft bepaald dat appellant zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep rechtstreeks tot het college kan wenden. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 januari 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 januari 2023
20/3433 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
26 augustus 2020, 20/2282 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Talhaoui, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022.
Appellant is bijgestaan door mr. Talhaoui, beiden zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Verkerk.
De Raad heeft het onderzoek op de zitting geschorst, teneinde het college in de gelegenheid te stellen nader medisch onderzoek te laten verrichten.
Het college heeft op 29 april 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 13 mei 2022 heeft mr. Talhaoui namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend met betrekking tot het verzoek om vergoeding van proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het college met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 29 april 2022 aan appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar, € 837,- in beroep en € 1.674,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.705,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2023.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) D. van der Boom