ECLI:NL:CRVB:2023:2261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de korting op het AOW-pensioen en afwijzing van het verzoek om herziening
Op 20 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de korting op zijn AOW-pensioen. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 juli 2023. De appellant ontving een AOW-pensioen dat met 56% was verlaagd, gebaseerd op een periode van ongeveer 28 jaar waarin hij niet verzekerd was voor de AOW. De Svb had in 2017 het AOW-pensioen vastgesteld op 44% van het maximale AOW-pensioen voor gehuwden, zonder dat de appellant hiertegen bezwaar had gemaakt.
In 2021 heeft de appellant een verzoek om herziening ingediend, omdat hij meende recht te hebben op een hoger AOW-pensioen. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat de ingediende informatie niet als nieuwe feiten of omstandigheden kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, omdat hij geen verifieerbaar bewijs had overgelegd dat de Svb ten onrechte van de gegevens uit Duitsland was uitgegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de appellant geen argumenten heeft aangedragen die de vaststelling van de niet-verzekerde tijdvakken voor de AOW onderuit zouden halen. De Raad benadrukt dat de hoogte van het AOW-pensioen niet afhankelijk is van de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of de inkomsten uit arbeid die de appellant heeft ontvangen. Tevens heeft de Raad vastgesteld dat de appellant geen recht heeft op een partnertoeslag, omdat hij pas in 2017 recht kreeg op een AOW-pensioen.