ECLI:NL:CRVB:2023:2110

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
22/3628 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van nabestaandenuitkering onder de ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om herziening van een nabestaandenuitkering onder de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Appellante, woonachtig in Marokko, had in 2005 een nabestaandenuitkering aangevraagd, welke met terugwerkende kracht was toegekend. In oktober 2020 verzocht zij de Sociale verzekeringsbank (Svb) om herziening van dit besluit, omdat zij stelde dat zij niet over de benodigde documenten kon beschikken. De Svb wees dit verzoek af, en ook de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellante stelde dat er nieuwe feiten waren, maar de Raad oordeelde dat deze feiten niet nieuw waren en dat de Svb terecht had afgewezen. De Raad concludeerde dat appellante geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die een herziening rechtvaardigden. De eerdere beslissing van de Svb bleef daarom in stand, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

22/3628 ANW
Datum uitspraak: 10 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2022, 22/605 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 17 november 2020 heeft de Svb het verzoek om herziening van een besluit van 21 oktober 2005 afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Svb is met een besluit van 21 december 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van het verzoek om herziening gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 september 2023. Namens appellante is haar dochter [naam dochter] verschenen, bijgestaan door [X]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. N. Diamant.
OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak moet worden beoordeeld of de Svb terecht het verzoek om herziening van het besluit van 21 oktober 2005 heeft afgewezen. In dat besluit is met één jaar terugwerkende kracht een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW [1] aan appellante toegekend. De Raad is het eens met de rechtbank dat appellante geen feiten en omstandigheden heeft vermeld die moeten leiden tot herziening van dat besluit. Het besluit van 21 oktober 2005 was ook niet onmiskenbaar onjuist. De in hoger beroep ingezonden medische stukken leiden niet tot een ander standpunt. Dat appellante is afgegaan op onjuiste informatie van een derde, komt voor haar rekening en risico.

Inleiding

Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
De echtgenoot van appellante is op [datum] 2001 overleden. In april 2004 heeft appellante een nabestaandenuitkering op grond van de ANW aangevraagd.
1.2.
Met een besluit van 21 oktober 2005 heeft de Svb aan appellante met ingang van april 2003 met één jaar terugwerkende kracht een ANW-uitkering toegekend. De door appellante tegen dit besluit aanhangig gemaakte procedure heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank van 4 oktober 2007, waarbij de toekenning met één jaar terugwerkende kracht in stand is gebleven. Het besluit van 21 oktober 2005 is hierdoor rechtens onaantastbaar geworden. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 33, vierde lid, van de Anw de Svb bevoegd is een langere termijn te hanteren als er sprake is van een bijzonder geval. Appellante heeft in dat kader gewezen op haar analfabetisme, haar onbekendheid met wettelijke bepalingen en het feit dat zij in Marokko woont. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen bijzonder geval aan de orde is omdat, indien al moet worden aangenomen dat sprake was van onbekendheid met een mogelijk recht op uitkering, appellante informatie had kunnen inwinnen nu zij familie in Nederland heeft. Dat geldt ook voor het feit dat appellante in Marokko woont en stelt niet te kunnen lezen en schrijven.
1.3.
In oktober 2020 heeft appellante de Svb gevraagd het besluit van 21 oktober 2005 te herzien en aan haar alsnog een nabestaandenuitkering toe te kennen vanaf de datum van het overlijden van haar echtgenoot. Zij heeft er daarbij op gewezen dat haar trouwboekje en andere documenten na het overlijden van haar echtgenoot in bezit van de rechtbank in Marokko zijn gekomen. Die documenten waren nodig voor een aanvraag en zij heeft die eerst recent terug gekregen. Zij had dit bewijsmateriaal in het kader van haar aanvraag uit 2004 willen overleggen. Bij besluit van 17 november 2020 heeft de Svb dit verzoek om herziening afgewezen. Het bezwaar van appellante, waarin wordt herhaald dat appellante niet kon beschikken over de volgens haar benodigde documenten en voorts wordt gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medische toestand ten tijde van de aanvraag, is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Svb gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Appellante had deze feiten reeds in 2002 of 2003 had kunnen aanvoeren. Voorts zou de Svb niet anders hebben beslist als in 2005 al bekend was geweest wat appellante nu stelt en als de Svb de thans overgelegde stukken zou hebben gekend. Het besluit van 21 oktober 2005 is niet onjuist. Voor de beoordeling van een Anwuitkering vraagt de Svb niet om een trouwboekje en een paspoort. Appellante is na het overlijden van haar echtgenote afgegaan op informatie van een derde. Er is geen sprake van een bijzonder geval, aldus de Svb.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij na het overlijden van haar echtgenoot naar de publieke spreker in Marokko is gegaan. Bij dat bezoek is gebleken dat de geboortedatum van appellante in het trouwboekje niet overeenkwam met haar legitimatie. De publieke spreker zou bij de Svb hebben geïnformeerd. Volgens de publieke spreker had de Svb gezegd dat de gegevens in het trouwboekje moeten kloppen met de legitimatie, voordat de aanvraag kan worden ingediend. Volgens appellante heeft het jaren geduurd voordat de gegevens door de rechtbank in Marokko waren gecorrigeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zoals die door appellante naar voren zijn gebracht al in de periode speelden rond de eerste aanvraag. Appellante had die ook in de eerdere procedure naar voren kunnen brengen. Verder oordeelt de rechtbank dat het besluit van 21 oktober 2005 niet onmiskenbaar onjuist is. De omstandigheden die appellante noemt, namelijk het afgaan op informatie van de publieke spreker in Marokko en een slechte gezondheid, leveren geen bijzonder geval op waardoor de Svb bevoegd was het nabestaandenpensioen met een terugwerkende kracht van meer dan een jaar toe te kennen. Er is geen bewijs van de stelling van appellante dat de publieke spreker destijds is afgegaan op informatie afkomstig van de Svb. Door de Svb is toegelicht dat het indienen van een trouwboekje geen vereiste is voor het indienen van een Anw-uitkering. Dit betekent dat de Svb niet had hoeven terug te komen van het besluit van 21 oktober 2005.
Het standpunt van appellante
3. Appellante heeft haar standpunt zoals zij dat in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht, herhaald. Daarbij is benadrukt dat appellante ten tijde van het overlijden van haar man ziek was en medicatie gebruikte. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante medische stukken ingezonden.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit, waarbij is geweigerd om terug te komen van het besluit van 21 oktober 2005, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Appellante heeft een verzoek als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb gedaan waarbij is gevraagd de toepassing van artikel 33 van de Anw opnieuw te beoordelen.
4.3.
Appellante heeft in hoger beroep hetzelfde aangevoerd als bij de rechtbank. Dit kan echter niet leiden tot herziening van het besluit van 21 oktober 2005. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank en de motivering waarop dat berust en verwijst daarnaar. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het besluit van 21 oktober 2005 niet onmiskenbaar onjuist is. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe. De door appellante in hoger beroep ingezonden medische stukken leiden niet tot een ander oordeel. Daarvoor is van belang dat appellante, ondanks de gestelde medische problemen, in staat is geweest informatie in te winnen over haar recht op uitkering. Uit het beroepschrift blijkt dat de echtgenote van appellante kort voor zijn overlijden erop heeft gewezen dat appellante een nabestaandenuitkering moest aanvragen. Zij is na zijn overlijden naar de publieke spreker in Marokko gegaan. Deze persoon heeft haar geadviseerd eerst haar naam en geboortedatum in het trouwboekje en identiteitsbewijs uniform te laten maken en pas dan een uitkering aan te vragen. Hieruit valt af te leiden dat de gestelde ziekte van appellante haar er niet van heeft weerhouden om een derde te raadplegen en een procedure te starten in Marokko. Dat appellante is afgegaan op onjuiste informatie van een derde, komt voor haar rekening en risico en leidt niet tot de aanname van een bijzonder geval in de zin van artikel 33, vierde lid van de Anw. Het was niet evident onredelijk om het verzoek om herziening af te wijzen.
Conclusie en gevolgen
4.4.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent de Svb niet hoeft terug te komen van het besluit van 21 oktober 2005.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van L. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023.

(getekend) E.E.V. Lenos

(getekend) L. van Bentum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6 Awb
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Algemene Nabestaandenwet
Artikel 33 Anw
(…)
4. Het recht op uitkering wordt niet vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de dag waarop de Sociale verzekeringsbank de aanvraag om uitkering heeft ontvangen. De Sociale verzekeringsbank is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste volzin.

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.