ECLI:NL:CRVB:2023:2051
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Appellante, die voorheen als administratief medewerker werkte, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en later een Ziektewet-uitkering. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank Midden-Nederland in een eerdere uitspraak bevestigd.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar medische beperkingen door de artsen van het Uwv waren onderschat en dat er op energetische gronden een urenbeperking had moeten worden vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de artsen van het Uwv. De Raad bevestigde dat appellante in staat was om de voor haar geselecteerde functies te vervullen, gebaseerd op de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 mei 2019.
De Raad concludeerde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde in essentie herhalingen waren van eerdere argumenten en dat er geen nieuwe medische stukken waren ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.