ECLI:NL:CRVB:2023:1968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
22/3417 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2022. De zaak betreft een appellante die geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en omdat zij de tweede echtgenote is van haar overleden man. De rechtbank heeft het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij het beroepschrift te laat had ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was verstreken en de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Appellante was het niet eens met deze uitspraak en voerde aan dat zij door analfabetisme en taalproblemen niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Ook stelde zij dat door de coronamaatregelen in Marokko, waar zij zich bevond, het moeilijk was om een tolk te vinden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad heeft ook opgemerkt dat de belangenbehartiger van appellante niet adequaat heeft gehandeld, wat niet kan worden aangemerkt als een reden voor de termijnoverschrijding.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de verantwoordelijkheid van appellanten om zich te laten bijstaan door een adequate belangenbehartiger. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en de zaak afgesloten.

Uitspraak

22.3417 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2022, 21/3687 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.S. Blok
Ter zitting is verschenen: [gemachtigde], gemachtigde van appellante

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Met een besluit van 27 januari 2021, gehandhaafd bij het bestreden besluit van 9 april 2021, heeft de Svb vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een AOW-pensioen. Zij is niet verzekerd geweest voor de AOW omdat zij zelf niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Verder heeft zij volgens de Svb ook geen recht op een AOW-pensioen op basis van huwelijkse tijdvakken, omdat zij de tweede echtgenote is van haar overleden man.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellante het beroepschrift te laat ingediend en is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Volgens de rechtbank heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest om tijdig een beroepschrift in te dienen of om daarvoor de hulp van een derde in te roepen.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij vindt dat zij niet binnen de termijn beroep heeft kunnen instellen tegen het bestreden besluit. Zij heeft aangevoerd dat zij voor het instellen van beroep afhankelijk is van anderen, omdat zij analfabeet is en geen Nederlands spreekt. Zij wist niet dat zij op het moment van het ontvangen van het bestreden besluit maar vier weken de tijd had om te reageren. De gemachtigde was toen door omstandigheden niet beschikbaar. Verder voert appellante aan dat door Corona-regels dorpen en steden in Marokko gesloten waren en zij daarom geen tolk kon vinden.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellante het beroepschrift te laat heeft ingediend. Het beroepschrift is namelijk door de rechtbank ontvangen op 13 juli 2021, terwijl de termijn voor het indienen ervan is geëindigd op 21 mei 2021.
Verder is de Raad, net zoals de rechtbank, van oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verschoonbaar is. Het bestreden besluit is, ook in een Franse vertaling, gestuurd naar het door appellante opgegeven postadres. Op de zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat dit het adres is van een persoon die appellante bijstaat in dit soort zaken en dat deze persoon de Franse taal goed beheerst. Dit betekent dat de door appellante aangevoerde argumenten, te weten haar analfabetisme, het feit dat zij geen Nederlands spreekt en dat zij geen tolk kon vinden, niet de primaire reden vormen van de overschrijding van de beroepstermijn. Op de zitting van de Raad is niet gebleken van een andere reden dan dat de belangenbehartiger van appellante niet adequaat heeft gehandeld. Dit is geen reden om de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar te achten.
De Raad kan zich verder voorstellen dat voor appellante lastig te begrijpen is dat zij, voordat zij de AOW-leeftijd bereikte, als tweede echtgenote wel een gedeeltelijke nabestaandenuitkering ontving, en dat zij nu geen recht heeft op een gedeeltelijk AOWpensioen op basis van de door haar overleden echtgenoot vervulde tijdvakken van AOWverzekering. Ter zitting is met de gemachtigde van appellante besproken dat dit een gevolg is van het feit dat in het NMV [1] voor de nabestaandenuitkering en het ouderdomspensioen verschillende regelingen zijn getroffen. De Raad heeft verwezen naar zijn uitspraak van 29 juli 2020 [2] , waarin is uitgelegd dat alleen voor de eerste echtgenote, onder voorwaarden, huwelijkse tijdvakken in een AOW-pensioen kunnen worden verzilverd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.S. Blok (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

Voetnoten

1.Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko van 14 februari 1972.