ECLI:NL:CRVB:2023:1968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift AOW-pensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2022. De zaak betreft een appellante die geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op AOW-pensioen, omdat zij niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en omdat zij de tweede echtgenote is van haar overleden man. De rechtbank heeft het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij het beroepschrift te laat had ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was verstreken en de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
Appellante was het niet eens met deze uitspraak en voerde aan dat zij door analfabetisme en taalproblemen niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Ook stelde zij dat door de coronamaatregelen in Marokko, waar zij zich bevond, het moeilijk was om een tolk te vinden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad heeft ook opgemerkt dat de belangenbehartiger van appellante niet adequaat heeft gehandeld, wat niet kan worden aangemerkt als een reden voor de termijnoverschrijding.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de verantwoordelijkheid van appellanten om zich te laten bijstaan door een adequate belangenbehartiger. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en de zaak afgesloten.