ECLI:NL:CRVB:2023:1949

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
22/3594 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om AOW-pensioen op basis van niet-verzekerd zijn in Nederland

Op 11 oktober 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellante die een aanvraag om AOW-pensioen had ingediend. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante niet in Nederland had gewoond of gewerkt en ook niet op een andere manier zelf verzekerd was voor de AOW. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De appellante had aangevoerd dat haar echtgenoot, die in Nederland verzekerd was geweest voor de AOW, een uitkering ontving en dat zij zelf ziek was met hoge medische kosten, maar deze argumenten konden niet leiden tot een recht op AOW-pensioen. De Raad oordeelde dat de tijdvakken van verzekering van de echtgenoot niet aan appellante konden worden gelijkgesteld, omdat zij pas in 1971 met hem was gehuwd, terwijl hij al eerder verzekerd was geweest. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

22.3594 AOW-PV

Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2022, 22/1461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.S. Blok
Ter zitting zijn partijen niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante is in 1971 gehuwd met [naam echtgenoot]. [naam echtgenoot] is in Nederland verzekerd geweest voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) van 15 mei 1965 tot en met 6 oktober 1967. Op [datum 1] 2016 is hij in Marokko overleden.
Appellante heeft op [datum 2] 2021 haar pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Bij besluit van 25 augustus 2021 is haar aanvraag om een AOW-pensioen afgewezen. Bij het bestreden besluit van 1 februari 2022 heeft de Svb het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. Appellante heeft niet in Nederland gewoond of gewerkt. Zij is ook niet om een andere reden zelf verzekerd geweest voor de AOW. Ook kan het tijdvak waarin [naam echtgenoot] verzekerd was voor de AOW voor haar niet worden gelijkgesteld met een tijdvak van verzekering. Dat zou alleen kunnen als appellante toen al met [naam echtgenoot] gehuwd was geweest. Dit huwelijk heeft echter pas later, in 1971, plaatsgevonden. Daarom kunnen aan haar geen gelijkgestelde tijdvakken op grond van artikel 21 van het NMV [1] worden toegekend. Zij heeft daarom geen recht op een ouderdomspensioen.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de motivering van de Svb voor de afwijzing van de aanvraag om AOW-pensioen onderschreven.
Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat haar echtgenoot een uitkering ontving, dat zijzelf ziek is en dat zij geen inkomen heeft, terwijl ze wel hoge medische kosten moet maken.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dit berust. De Raad heeft begrip voor de positie van appellante. Haar argumenten kunnen er echter niet toe leiden dat zij, in strijd met de AOW en het NMV, recht heeft op een AOW-pensioen.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.S. Blok (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Voetnoten

1.Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko van 14 februari 1972.