ECLI:NL:CRVB:2023:1695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in AOW-zaak
In deze zaak gaat het om de gedeeltelijke schorsing van de betaling van het ouderdomspensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, geboren in 1949, ontving aanvankelijk een ouderdomspensioen voor ongehuwde pensioengerechtigden. Na melding van zijn huwelijk in Suriname in juni 2021, heeft de Svb de betaling van het pensioen per juli 2021 geschorst tot het bedrag voor gehuwde pensioengerechtigden. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde de schorsing. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 8 juni 2023 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A.F.L.B. Metz. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen procesbelang meer had, aangezien zijn ouderdomspensioen inmiddels definitief was toegekend voor een gehuwde pensioengerechtigde. De Raad benadrukte dat voor het bestaan van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er ook een feitelijke betekenis moet zijn voor de indiener.
De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de Svb terecht twijfels had over de hoogte van het ouderdomspensioen van appellant en dat de schorsing gerechtvaardigd was. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 augustus 2023.