ECLI:NL:CRVB:2023:167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen CIZ na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2020. Namens appellant heeft mr. C.J. de Wever het hoger beroep ingesteld, maar op 9 december 2021 heeft mr. M. Baadoudi, de opvolgende gemachtigde, het hoger beroep ingetrokken. Dit gebeurde nadat het CIZ op 18 november 2021 een herziene beslissing op bezwaar had genomen, waarmee appellant zich kon verenigen.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en artikel 8:108, die betrekking hebben op de proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 3.705,-, bestaande uit kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met D. van der Boom als griffier. De beslissing biedt een duidelijk voorbeeld van hoe de proceskostenveroordeling in het bestuursrecht functioneert, vooral in gevallen waar het beroep wordt ingetrokken na een tegemoetkoming door het bestuursorgaan.