ECLI:NL:CRVB:2023:167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
21 / 319 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen CIZ na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep. Appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2020. Namens appellant heeft mr. C.J. de Wever het hoger beroep ingesteld, maar op 9 december 2021 heeft mr. M. Baadoudi, de opvolgende gemachtigde, het hoger beroep ingetrokken. Dit gebeurde nadat het CIZ op 18 november 2021 een herziene beslissing op bezwaar had genomen, waarmee appellant zich kon verenigen.

De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en artikel 8:108, die betrekking hebben op de proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 3.705,-, bestaande uit kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met D. van der Boom als griffier. De beslissing biedt een duidelijk voorbeeld van hoe de proceskostenveroordeling in het bestuursrecht functioneert, vooral in gevallen waar het beroep wordt ingetrokken na een tegemoetkoming door het bestuursorgaan.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 januari 2023
21/319 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2020, 19/1861 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.J. de Wever hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 maart 2021 heeft mr. M. Baadoudi, advocaat, zich als opvolgende gemachtigde gesteld.
Het CIZ heeft op 18 november 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 9 december 2021 heeft mr. Baadoudi namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat hij zich kan verenigen met de herziene beslissing op bezwaar van 18 november 2021.
De Raad ziet aanleiding het CIZ te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar, € 1.674,- in beroep en € 837,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het CIZ in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.705,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom