ECLI:NL:CRVB:2023:1667

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
21/570 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen zorgkantoor Menzis

Op 30 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/570 WLZ. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. U. Özcan, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 januari 2021. De appellante heeft het hoger beroep ingetrokken na een herziene beslissing van het zorgkantoor Menzis op 16 februari 2023, waarbij aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. In dit geval heeft het zorgkantoor schriftelijk aangegeven akkoord te gaan met de veroordeling in de proceskosten.

De Centrale Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het hoger beroep zijn begroot op € 1.674,- voor proceskosten en € 43,74 voor reiskosten, met een totaal van € 1.717,74. Daarnaast is Menzis veroordeeld om het door appellante betaalde griffierecht van € 134,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van proceskostenveroordeling in situaties waarin het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoetkomt, en de procedurele aspecten van het intrekken van hoger beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 augustus 2023
21/570 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 januari 2021, 20/4064 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Zorgkantoor Menzis (het zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. U. Özcan, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 1 maart 2023 heeft mr. Özcan namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten.
Menzis heeft schriftelijk gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Özcan het hoger beroep heeft ingetrokken nadat het zorgkantoor op 16 februari 2023 een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. Dit is gebeurd, nadat het hoger beroep van appellante ter zitting van de Raad was behandeld.
Bij brief van 16 maart 2023 heeft het zorgkantoor laten weten akkoord te gaan met de veroordeling in de proceskosten.
Het zorgkantoor wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en voor reiskosten een bedrag van € 43,74 (op basis van openbaar vervoer tweede klasse). Daarbij wordt aangetekend dat alleen de reiskosten van appellante voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarnaast zal Menzis het door appellante voor het hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt Menzis in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.717,74;
  • bepaalt dat Menzis aan appellante het voor het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen