ECLI:NL:CRVB:2023:166

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
21 / 318 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen VGZ Zorgkantoor B.V. na intrekking van het beroep

Op 25 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/318 WLZ. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2020. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J. de Wever, heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het zorgkantoor, VGZ Zorgkantoor B.V., op 28 juli 2022 een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant.

De Raad heeft in deze procedure geen zitting gehouden, aangezien het onderzoek ter zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is achterwege gelaten. De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten en zich gebogen over de proceskosten.

De Raad heeft vastgesteld dat, ingevolge artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de Raad geoordeeld dat VGZ Zorgkantoor B.V. in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een totaalbedrag van € 2.929,50, bestaande uit € 1.674,- voor de kosten in beroep en € 1.255,50 voor de kosten in hoger beroep.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 januari 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 januari 2023
21/318 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 december 2020, 19/1342 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
VGZ Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.J. de Wever hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 april 2021 heeft mr. M. Baadoudi, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het zorgkantoor heeft op 28 juli 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 18 augustus 2022 heeft mr. Baadoudi namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten.
Het zorgkantoor heeft bij brief van 12 oktober 2022 kenbaar gemaakt zich te conformeren aan hetgeen de Raad zal oordelen met betrekking tot de vergoeding van proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het zorgkantoor met de herziene beslissing op bezwaar van 28 juli 2022 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het zorgkantoor te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.674,- in beroep en € 1.255, 50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het zorgkantoor wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het zorgkantoor in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.929, 50.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom