Op 22 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1066 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2021. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, heeft het hoger beroep ingetrokken na een brief van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, waarin het college het bestreden besluit op bezwaar en een eerder besluit heeft ingetrokken. Hierdoor is aan de bezwaren van de appellant tegemoetgekomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het college veroordeeld kan worden in de proceskosten van de appellant. De kosten zijn begroot op € 1.194,- voor de bezwaarprocedure, € 1.674,- voor de beroepsprocedure en € 837,- voor de hoger beroepsprocedure, wat in totaal neerkomt op € 3.705,-. Daarnaast moet het college het door de appellant betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.
De uitspraak is gedaan door rechter C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep, wanneer het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt.