ECLI:NL:CRVB:2023:1620

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
21/1066 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

Op 22 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1066 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2021. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, heeft het hoger beroep ingetrokken na een brief van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, waarin het college het bestreden besluit op bezwaar en een eerder besluit heeft ingetrokken. Hierdoor is aan de bezwaren van de appellant tegemoetgekomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het college veroordeeld kan worden in de proceskosten van de appellant. De kosten zijn begroot op € 1.194,- voor de bezwaarprocedure, € 1.674,- voor de beroepsprocedure en € 837,- voor de hoger beroepsprocedure, wat in totaal neerkomt op € 3.705,-. Daarnaast moet het college het door de appellant betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep, wanneer het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 augustus 2023
21/1066 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
12 februari 2021, 19/7502 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Wageningen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.J. Verwers, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 11 april 2023 heeft mr. Verwers namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een brief van het college van 8 maart 2023, waarbij het college het bestreden besluit op bezwaar alsmede het besluit van 23 april 2019 heeft ingetrokken. Hiermee is aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting), € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Daarnaast zal het college het door appellant voor het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.705,-;
  • bepaalt dat het college aan appellant het voor het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 181,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2023.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) A. Giesen