ECLI:NL:CRVB:2023:1618

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
22/2940 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken gronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 22/2940 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Süzen, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2022, maar voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 136,- tijdig te betalen en om de gronden van het hoger beroep binnen de gestelde termijn in te dienen. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder aangetekende brieven, is appellant in verzuim gebleven. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan procesvoorwaarden in het bestuursrecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 augustus 2023
22/2940 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
2 augustus 2022, 21/4732 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Süzen, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 13 september 2022 is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij brief van 16 september 2022 is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat, en is medegedeeld dat binnen vier weken schriftelijk aangegeven dient te worden waarom appellant het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank.
Bij aangetekende brief van 14 oktober 2022 is de gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Bij aangetekende brief van 17 oktober 2022 is de gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op het verzoek de gronden van het hogerberoepschrift binnen vier weken toe te zenden. Daarbij is erop gewezen dat als de gronden van het hoger beroep niet tijdig worden toegezonden, appellant er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
De gronden van het hogerberoepschrift zijn niet binnen de termijn toegezonden.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2023.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.