ECLI:NL:CRVB:2023:1579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 april 2022, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, stelde dat hij op 13 mei 2021 een bezwaarschrift per fax had verzonden naar de Svb, maar de Svb ontkende dit te hebben ontvangen. De rechtbank oordeelde dat er geen verzendbewijs van het bezwaarschrift was overgelegd, waardoor de Svb niet verplicht was om op het bezwaar te beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend en de beslistermijn nog niet was verstreken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat de stelling van de appellant dat de Svb moest bewijzen dat de fax niet was ontvangen, niet werd gevolgd. Volgens de vaste rechtspraak is het aan de verzender om aan te tonen dat verzending heeft plaatsgevonden, wat in dit geval niet was aangetoond. De Raad wees er ook op dat, zelfs als het bezwaarschrift op 13 mei 2021 was ingediend, het beroep bij de rechtbank op 16 augustus 2021 te vroeg was ingesteld, aangezien de beslistermijn voor het bezwaar nog niet was verstreken.