ECLI:NL:CRVB:2023:1551

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
23/83 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake AOW-uitkering en indienen beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die haar beroep ongegrond had verklaard. Dit beroep was ongegrond verklaard omdat het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken. De gemachtigde van appellante had aangevoerd dat appellante de uitspraak pas medio november 2022 had ontvangen, maar deze stelling was niet onderbouwd. Bovendien had appellante in een eerder stadium hulp kunnen inschakelen om haar belangen te behartigen. De door de gemachtigde aangevoerde redenen, waaronder analfabetisme en de impact van covid-beperkingen, werden door de Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de appellante werd geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 augustus 2023
23/83 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 oktober 2022, 22/2527 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

[gemachtigde] heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Bij die uitspraak is het beroep ongegrond verklaard tegen het bestreden besluit van 7 april 2022. In dat besluit is het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit van 15 september 2021 niet- ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 10 oktober 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 30 november 2022 bij de rechtbank Amsterdam ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 28 november ter post bezorgd. De rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Raad.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
In het beroepschrift heeft de gemachtigde van appellante aangegeven dat appellante de uitspraak medio november 2022 heeft ontvangen. Hij heeft deze stelling echter niet onderbouwd.
Bij brief van 26 februari 2023 heeft de gemachtigde van appellante verder aangevoerd dat appellante lichamelijk en geestelijk zeer beperkt is. Appellante is analfabeet waardoor zij afhankelijk is van anderen. Daarnaast hebben de covid-beperkingen een grote rol gespeeld.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. In de eerste plaats heeft de gemachtigde ook deze stellingen niet onderbouwd. Verder had appellante in een eerder stadium een derde kunnen inschakelen om haar belangen te behartigen en om haar post bij te houden. Om de termijn veilig te stellen had vervolgens tijdig pro forma hoger beroep kunnen worden ingesteld. De door de gemachtigde van appellante genoemde corona-beperkingen waren ten tijde van de verzending van de aangevallen uitspraak niet (meer) van toepassing.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 augustus 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.