ECLI:NL:CRVB:2023:1551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake AOW-uitkering en indienen beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die haar beroep ongegrond had verklaard. Dit beroep was ongegrond verklaard omdat het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken. De gemachtigde van appellante had aangevoerd dat appellante de uitspraak pas medio november 2022 had ontvangen, maar deze stelling was niet onderbouwd. Bovendien had appellante in een eerder stadium hulp kunnen inschakelen om haar belangen te behartigen. De door de gemachtigde aangevoerde redenen, waaronder analfabetisme en de impact van covid-beperkingen, werden door de Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de appellante werd geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.