ECLI:NL:CRVB:2023:1489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WAO-uitkering na intrekking op basis van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die eerder een WAO-uitkering ontving, had zich in 2018 opnieuw ziek gemeld en verzocht om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld ten opzichte van de eerdere beoordeling op 26 juli 2018. Appellante voerde aan dat haar fysieke en mentale klachten waren toegenomen, maar het Uwv en de verzekeringsartsen concludeerden dat er geen objectieve basis was voor deze stelling. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de medische gegevens en rapporten voldoende onderbouwden dat er geen toegenomen beperkingen waren en dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was. Appellante kreeg geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.