ECLI:NL:CRVB:2023:1464

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
21/3559 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verplichting tot aanvragen WW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW) en was ontheven van arbeidsverplichtingen. Het college had haar de verplichting opgelegd om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan te vragen na verlies van arbeidsuren. Appellante heeft deze verplichting nageleefd en een WW-uitkering aangevraagd, die haar is toegekend. Tevens ontving zij aanvullende bijstand over de relevante periode.

De Raad oordeelde dat het resultaat van het hoger beroep voor appellante geen feitelijke betekenis meer had, aangezien zij aan de verplichtingen had voldaan en de WW-uitkering was toegekend. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een principieel belang voldoende is, maar dat het resultaat daadwerkelijk betekenis moet hebben voor de indiener. Aangezien appellante inmiddels uit de bijstand was, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.3559 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 augustus 2021, 20/3159 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân te Bolsward (college)
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Zitting heeft: C.E.M. Marsé
Griffier: C.G. van Straalen
Ter zitting heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde W. de Boer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van der Heide.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet (PW), waarbij zij was ontheven van de arbeidsverplichtingen van 1 juli 2017 tot 28 maart 2021. Met een besluit van 22 april 2020 heeft het college appellante de verplichting opgelegd om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan te vragen voor het verlies van arbeidsuren. Appellante heeft tegen de besluiten van het college bezwaar en beroep aangetekend. Ook heeft zij een WW-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft appellante een WW-uitkering toegekend. Inmiddels is appellante uit de bijstand.
Procesbelang
Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak [1] bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
Vast staat dat appellante heeft voldaan aan de opgelegde verplichting om een WW-uitkering aan te vragen, dat de WW-uitkering is toegekend en dat aan haar onverminderd (aanvullende) bijstand is verleend over de periode waar het in deze zaak om gaat.
In hetgeen de gemachtigde van appellante ter zitting naar voren heeft gebracht, is tot uitdrukking gekomen dat voor appellante in deze procedure het principe van belang is. Het gaat om het principe dat een college geen verplichting om een WW-uitkering aan te vragen zou mogen opleggen aan bijstandsgerechtigden die, ondanks een ontheffing van de arbeidsverplichtingen, werken en door omstandigheden arbeidsuren verliezen. Het hebben van een algemeen of een louter formeel of principieel belang is echter onvoldoende voor het aannemen van procesbelang in de hiervoor bedoelde zin.
Het resultaat van dit hoger beroep heeft voor appellante geen feitelijke betekenis meer. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Raad niet toekomt aan een beoordeling van de beroepsgronden tegen de besluiten van het college en dat deze blijven bestaan.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.G. van Straalen (getekend) C.E.M. Marsé

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264.