ECLI:NL:CRVB:2023:1450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
19 / 3059 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen zorgkantoor

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 mei 2019 een uitspraak gedaan in een zaak met nummer 18/2581. Op 5 juli 2022 heeft mr. De Boon namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het zorgkantoor, CZ Zorgkantoor B.V. Het zorgkantoor heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het zorgkantoor op 9 juni 2022 heeft aangegeven dat de terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) over het jaar 2016 niet langer kan standhouden. Dit is bevestigd in een vaststellingsbeschikking van 29 maart 2023, waarin is bepaald dat appellante over 2016 niets hoeft terug te betalen. Hierdoor is aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.

De Raad heeft het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 4.123,50, inclusief het griffierecht van € 174,-. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 juli 2023
19/3059 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2019, 18/2581 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Spanje (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.G.P. de Boon, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 5 juli 2022 heeft mr. De Boon namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten.
Het zorgkantoor heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. De Boon het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een brief van het zorgkantoor van 9 juni 2022, waarin het zorgkantoor heeft gemeld dat de bij het besluit van 1 maart 2018 gehandhaafde terugvordering van het verleende persoonsgebonden budget (pgb) over het budgetjaar 2016 niet langer kan standhouden. Het zorgkantoor heeft dit bevestigd met de vaststellingsbeschikking van 29 maart 2023, waarin is bepaald dat het pgb over 2016 € 50.596,- bedraagt en dat appellante over 2016 niets hoeft terug te betalen. Hiermee is aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Het zorgkantoor wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de (telefonische) hoorzitting), € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.255,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor schriftelijke inlichtingen).
Daarnaast zal het zorgkantoor het door appellante voor het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het zorgkantoor in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.123,50;
  • bepaalt dat het zorgkantoor aan appellante het voor het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 174,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen