ECLI:NL:CRVB:2023:1445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. Dalen-van Bekkum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland inzake de intrekking van goedkeuring zorgovereenkomsten en de rechtmatigheid van betalingen uit het persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een zorgaanbieder, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat de goedkeuring van zijn zorgovereenkomsten met zorgverleners had ingetrokken. Dit gebeurde omdat appellant weigerde een verplicht derdenbeding op te nemen in de zorgovereenkomsten, wat leidde tot het stopzetten van betalingen uit het persoonsgebonden budget (pgb) aan de zorgverleners per 1 juli 2019.
Tijdens de procedure heeft de Svb aangegeven dat appellant na het bestreden besluit alsnog het derdenbeding heeft opgenomen, waardoor de betalingen per 1 juli 2019 zijn hervat. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk, omdat de gevolgen van het bestreden besluit inmiddels waren opgeheven door de ondertekening van het derdenbeding. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn gezondheid is verslechterd en dat hij als werkgever gelijkwaardigheid tussen partijen belangrijk vindt. Hij was van mening dat het dwingen tot ondertekening van het derdenbeding niet had mogen gebeuren.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en geconcludeerd dat appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep niet overtuigend geacht, aangezien de betalingen aan de zorgverleners inmiddels zijn hervat. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is derhalve bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.