ECLI:NL:CRVB:2023:1373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na schikking in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na een schikking. Appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 december 2019. Na een nieuwe beslissing op bezwaar van de Svb op 6 april 2022, heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De Svb heeft echter aangegeven dat zij de proceskosten en het griffierecht al had vergoed als onderdeel van de schikking. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb appellant tegemoet is gekomen, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van een aan de Svb te wijten onrechtmatigheid, aangezien appellant pas in hoger beroep bewijs heeft geleverd van het niet beschikken over onroerend goed in het buitenland. De Raad heeft de proceskostenvergoeding voor de kosten in beroep bij de rechtbank afgewezen, omdat appellant zelf verantwoordelijk is voor het tijdig aanleveren van bewijs.