ECLI:NL:CRVB:2023:1325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Heemskerk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 oktober 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 25 oktober 2022, maar de behandeling is aangehouden om partijen de kans te geven een schikking te beproeven. Op 11 november 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Deurne. Het college heeft schriftelijk gereageerd en heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien appellant en het college tot een schikking zijn gekomen, is het college veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft moeten maken. De kosten zijn begroot op € 837,- voor de procedure in beroep en € 1.674,- voor de procedure in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.511,-.
De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.