ECLI:NL:CRVB:2023:1306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
22 / 3872 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door de appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat Mr. P. van Baaren, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 september 2022. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke kwestie, die betrekking had op socialezekerheidsrecht. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan partijen. In dit geval was de uitspraak op 27 september 2022 aan partijen verzonden, en het beroepschrift was pas op 19 december 2022 ontvangen, terwijl het poststempel aangaf dat het op 14 december 2022 ter post was bezorgd. De laatste dag waarop het beroepschrift tijdig kon worden ingediend was 8 november 2022.

De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij de uitspraak nooit had ontvangen en dat hij geen kennis had gekregen van een aangetekend stuk. Hij had op 9 november 2022 de uitspraak bij de rechtbank opgevraagd, die hem op 10 november 2022 was toegestuurd. De rechtbank had later Track en Trace-gegevens overgelegd waaruit bleek dat de uitspraak op 27 september 2022 aangetekend was verzonden en op 28 september 2022 op het kantooradres van de gemachtigde was afgeleverd. De Centrale Raad concludeerde dat de argumenten van de gemachtigde geen grond boden om te oordelen dat appellante niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juli 2023
22/3872 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 september 2022, 21/2337
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Delft

PROCESVERLOOP

Mr. P. van Baaren, advocaat, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 27 september 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 19 december 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 14 december 2022 ter post bezorgd. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 8 november 2022.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Gemachtigde van appellante geeft in zijn hogerberoepschrift aan dat hij de uitspraak nooit heeft ontvangen en geen bericht in de brievenbus heeft ontvangen waaruit bleek dat er een aangetekend stuk opgehaald zou kunnen worden. De gemachtigde heeft op 9 november 2022 de uitspraak schriftelijk bij de rechtbank opgevraagd. Deze is hem toegezonden bij brief van 10 november 2022.
Bij brief van 29 december 2022 is aan de rechtbank gevraagd om gegevens over te leggen die verduidelijking bieden aan wie en op welke wijze de uitspraak destijds is verzonden. De rechtbank heeft de betreffende Track en Trace-gegevens aan de Raad doen toekomen. Hieruit blijkt dat de aangevallen uitspraak op 27 september 2022 aangetekend is verzonden en op
28 september 2022 op het kantooradres van de gemachtigde is uitgereikt, waarbij is getekend voor ontvangst.
Wat gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat daarom geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.