ECLI:NL:CRVB:2023:1306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door de appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat Mr. P. van Baaren, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 september 2022. De rechtbank had in die uitspraak een beslissing genomen in een bestuursrechtelijke kwestie, die betrekking had op socialezekerheidsrecht. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan partijen. In dit geval was de uitspraak op 27 september 2022 aan partijen verzonden, en het beroepschrift was pas op 19 december 2022 ontvangen, terwijl het poststempel aangaf dat het op 14 december 2022 ter post was bezorgd. De laatste dag waarop het beroepschrift tijdig kon worden ingediend was 8 november 2022.
De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij de uitspraak nooit had ontvangen en dat hij geen kennis had gekregen van een aangetekend stuk. Hij had op 9 november 2022 de uitspraak bij de rechtbank opgevraagd, die hem op 10 november 2022 was toegestuurd. De rechtbank had later Track en Trace-gegevens overgelegd waaruit bleek dat de uitspraak op 27 september 2022 aangetekend was verzonden en op 28 september 2022 op het kantooradres van de gemachtigde was afgeleverd. De Centrale Raad concludeerde dat de argumenten van de gemachtigde geen grond boden om te oordelen dat appellante niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.