ECLI:NL:CRVB:2023:1300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/4009 BBZ. Het hoger beroep was ingesteld door een appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald.
De appellant was op 30 december 2022 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,- en kreeg de instructie dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Op 30 januari 2023 ontving de appellant een herinnering waarin nogmaals werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de waarschuwing dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zou worden indien de betaling niet tijdig zou plaatsvinden.
Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.