ECLI:NL:CRVB:2023:1251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
22/3388 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

Op 30 juni 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3388 AKW. Het hoger beroep van appellante is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 14 september 2022 aan partijen bekendgemaakt. Het beroepschrift van appellante is op 31 oktober 2022 ontvangen, terwijl het op 28 oktober 2022 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig was, aangezien het na de termijn van zes weken was ingediend.

Appellante heeft aangevoerd dat zij te laat was met reageren omdat zij in die periode zorg had voor twee zieke kinderen. De Raad oordeelt echter dat deze reden niet voldoende is om te concluderen dat appellante niet in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat appellante niet specifiek genoeg heeft toegelicht waarom zij niet tijdig een kort hogerberoepschrift kon indienen en dat zij eventueel hulp had kunnen vragen. Gezien deze omstandigheden is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 juni 2023
22/3388 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
13 september 2022, 21/5779
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 14 september 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 31 oktober 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 28 oktober 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 3 november 2022 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop geantwoord en aangegeven dat zij te laat was met reageren omdat zij in die periode twee zieke kinderen had waar zij mee naar het ziekenhuis moest.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat appellante naar het oordeel van de Raad niet specifiek genoeg heeft toegelicht waarom zij niet tijdig een kort hogerberoepschrift in kon dienen. Appellante had zo nodig iemand om hulp kunnen vragen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.