ECLI:NL:CRVB:2023:1249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/3092 AOW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant, een inwoner van Marokko, het verschuldigde griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. De appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per brief als per aangetekende post. Ondanks deze waarschuwingen heeft de appellant nagelaten het griffierecht tijdig te voldoen.
Daarnaast bevatte het ingediende beroepschrift geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant kreeg meerdere kansen om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze termijnen ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim is geweest. Gezien het ontbreken van zowel de betaling van het griffierecht als de beroepsgronden, heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend door belanghebbenden.