ECLI:NL:CRVB:2023:1243

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
22/3832 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 30 juni 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3832 AOW. Het hoger beroep van de appellant, die woonachtig is in Marokko, is niet-ontvankelijk verklaard. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2022, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 136,- tijdig te betalen. De appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen de gestelde termijnen te voldoen. Ondanks een aangetekende brief en een tweede verzending per gewone post, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 juni 2023
22/3832 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 oktober 2022, 22/2812
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 23 december 2022 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 24 januari 2023 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 24 januari 2023 is bij het LDCR op 14 april 2023 retour ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”.
De brief van 24 januari 2023 is op 21 april 2023 nogmaals verzonden per gewone post met de mededeling dat met deze nieuwe toezending niet opnieuw een termijn gaat lopen.
Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), déclare le recours interjeté
non-recevable.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de D. van der Boom en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public 30 Juin 2023.
(signé) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(signé) D. van der Boom
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.