ECLI:NL:CRVB:2023:1205

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
23 / 392 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden

Op 28 juni 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/392 WSF. Het hoger beroep was ingesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2022. De Centrale Raad oordeelde dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant werd in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor was het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en er wordt een griffierecht van € 548,- opgelegd aan de appellant. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2023
23/392 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 december 2022, 22/950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats]

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 8 februari 2023 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 13 maart 2023 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellant heeft ook die termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van appellant een griffierecht van
€ 548,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.