ECLI:NL:CRVB:2023:1173

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
22 / 366 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering en verrekening van te veel ontvangen ouderdomspensioen op grond van de AOW

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag van € 13.830,10 door de Sociale verzekeringsbank (Svb) van appellant, die te veel ouderdomspensioen heeft ontvangen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb heeft op 3 april 2020 besloten dit bedrag terug te vorderen, en heeft vastgesteld dat de terugvordering met ingang van juni 2021 zal worden verrekend door maandelijks € 289,- in te houden op het ouderdomspensioen van appellant. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bestreden besluit op 2 juni 2020 gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 23 december 2021 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 april 2023 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.B.A. Willering, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.A. Buskens. Appellant betwist de terugvordering en stelt dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leefden, waardoor hij als ongehuwde pensioengerechtigde moet worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat de herziening van het ouderdomspensioen in rechte vaststaat en dat de argumenten van appellant niet relevant zijn voor de beoordeling van de terugvordering.

De Raad bevestigt dat de Svb op grond van artikel 24, eerste lid, van de AOW verplicht is om onverschuldigd betaald ouderdomspensioen terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. Appellant heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de onaanvaardbaarheid van de financiële of sociale gevolgen van de terugvordering aantonen. De Raad concludeert dat de terugvordering terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

22/366 AOW
Datum uitspraak: 1 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021, 21/3715 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 3 april 2020 heeft de Svb van appellant € 13.830,10 aan te veel ontvangen pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) teruggevorderd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de Svb is met een besluit van 2 juni 2020 (bestreden besluit) gebleven bij zijn beslissing over de terugvordering en heeft daarbij vastgesteld dat dit bedrag met ingang van juni 2021 wordt verrekend door € 289,- per maand in te houden op het ouderdomspensioen van appellant.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Willering. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

De Svb heeft van appellant € 13.830,10 teruggevorderd omdat appellant te veel ouderdomspensioen heeft ontvangen. Appellant is het niet eens met de terugvordering. De stellingen van appellant zien echter op de beslissing om het ouderdomspensioen te herzien. Dat besluit staat in rechte vast. De Raad oordeelt dat de Svb het bedrag terecht heeft teruggevorderd.

Inleiding

1.1.
Appellant heeft vanaf april 2015 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde ontvangen op grond van de AOW. Appellant en zijn echtgenote zijn op [datum] 2016 in Rusland getrouwd. De echtgenote is aanvankelijk in Rusland blijven wonen en woont vanaf juli 2019 in Nederland.
1.2.
De Svb heeft met een besluit van 3 december 2019 het ouderdomspensioen van appellant herzien over de periode augustus 2016 tot en met juli 2019 omdat appellant ten onrechte het ouderdomspensioen voor een alleenstaande heeft ontvangen. Tegen het besluit van 3 december 2019 heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de Svb het teveel ontvangen ouderdomspensioen terecht teruggevorderd.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om het te veel ontvangen ouderdomspensioen terug te vorderen in stand heeft gelaten. De Raad doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft de terugvordering terecht in stand gelaten. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de herziening van het ouderdomspensioen van appellant over de periode augustus 2016 tot en met juli 2019 in rechte vast staat.
4.4.
Appellant heeft gesteld dat hij en zijn echtgenote in de periode van augustus 2016 tot en met juli 2019 duurzaam gescheiden leefden en hij daarom als ongehuwde pensioengerechtigde moet worden aangemerkt. Aangevoerd is dat ondanks hun huwelijk in juli 2016 appellant en zijn echtgenote tot juli 2019 hun eigen leven hebben geleid alsof zij niet gehuwd waren. Beiden voerden een eigen huishouding. De echtgenote is in Rusland gebleven omdat de ex-man van de echtgenote geen toestemming gaf voor vertrek naar Nederland van de minderjarige dochter van de echtgenote. Ook heeft appellant gesteld dat hij meteen na zijn terugkeer uit Rusland in 2016 naar de gemeente [woonplaats] is gegaan om het huwelijk te melden. Volgens appellant hebben medewerkers van de gemeente hem in 2016 verkeerd geïnformeerd, omdat toen tegen appellant is gezegd dat hij het huwelijk pas bij de gemeente en de Svb hoeft te melden als zijn echtgenote in Nederland komt wonen. Appellant moest eerst nog voor een apostille zorgen.
4.5.
De Svb vindt dat de stellingen van appellant betrekking hebben op de herziening en niet een rol kunnen spelen bij de beoordeling of het teveel ontvangen ouderdomspensioen terecht is teruggevorderd.
4.6.
De Raad overweegt dat de Svb op grond van artikel 24, eerste lid, van de AOW in beginsel verplicht is om onverschuldigd betaald ouderdomspensioen terug te vorderen. Alleen in geval van dringende redenen kan de Svb geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kunnen dringende redenen als hier bedoeld alleen zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de financiële of sociale gevolgen die een terugvordering voor een betrokkene heeft. Het moet dan gaan om incidentele gevallen waarin iets uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt.
4.7.
De stellingen van appellant dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leefden en dat medewerkers van de gemeente hem in 2016 verkeerd hebben geïnformeerd hebben betrekking op de herziening van het ouderdomspensioen. De herziening van het ouderdomspensioen staat echter in rechte vast. Appellant heeft geen argumenten aangevoerd waarom de financiële of sociale gevolgen van de terugvordering onaanvaardbaar zouden zijn. In het dossier zijn daarvoor ook geen aanwijzingen te vinden. De Svb heeft bij de invordering rekening gehouden met de beperkte aflossingscapaciteit van appellant.
4.8.
Om de redenen genoemd in punt 4.1 tot en met 4.7 vindt de Raad dat het te veel ontvangen ouderdomspensioen terecht is teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

4.9.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de terugvordering in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) E.J. van der Veldt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 17, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet
Het ouderdomspensioen wordt door de Sociale verzekeringsbank ingetrokken of herzien, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
Artikel 24, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, voor zover van belang
Het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank teruggevorderd van de pensioengerechtigde.