ECLI:NL:CRVB:2023:1083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Appellante had een aanvraag ingediend op 18 oktober 2019, maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft deze aanvraag afgewezen op 17 december 2019, na een onderzoek naar de feitelijke woon- en leefsituatie van appellante en haar ex-partner, X. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en X een gezamenlijke huishouding voerden, wat betekent dat appellante geen recht had op bijstand als alleenstaande ouder.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Appellante en X hebben samen twee kinderen, en de vraag of zij een gezamenlijke huishouding voerden, hing af van de vraag of zij beiden hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden. De onderzoeksresultaten, waaronder waarnemingen en een huisbezoek, gaven voldoende feitelijke grondslag voor de conclusie dat X in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf op het adres van appellante had. Dit werd onderbouwd door de aanwezigheid van persoonlijke spullen van X in de woning van appellante en zijn verklaringen over zijn verblijf.
De Raad concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat appellante en X een gezamenlijke huishouding voerden en dat de aanvraag om bijstand terecht is afgewezen. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, werd bevestigd. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.