ECLI:NL:CRVB:2022:868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/3835 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellant, N. Heinsdijk, die stelde dat hij niet in staat was geweest om eerder hoger beroep in te stellen vanwege zijn lichamelijke gesteldheid, waaronder corona en quarantaine. De Raad oordeelde echter dat de aangevoerde redenen geen grond vormden om te concluderen dat appellant niet in verzuim was geweest.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank op 13 augustus 2021 aan partijen bekendgemaakt. Het beroepschrift van appellant werd pas op 15 oktober 2021 bij de rechtbank ontvangen en op 28 oktober 2021 bij de Raad, wat betekende dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend.

De Raad overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor niet-ontvankelijkheid te voorkomen indien de indiener niet in verzuim is geweest, de gemachtigde van appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een voortdurende belemmering om de belangen van appellant te behartigen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 april 2022. Tegen deze uitspraak staat een belanghebbende en het bestuursorgaan de mogelijkheid van verzet open binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 april 2022
21/3835 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
5 augustus 2021, 20/7728 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft N. Heinsdijk hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 13 augustus 2021 in afschrift aan partijen toegezonden. De uitspraak is onbestelbaar bij de rechtbank geretourneerd. Op 31 augustus 2021 heeft de rechtbank per gewone post nogmaals een kopie van de uitspraak aan de gemachtigde van appellant toegestuurd met de mededeling dat deze tweede verzending van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep.
Het beroepschrift is op 15 oktober 2021 bij de rechtbank, en op 28 oktober 2021 bij de Raad, ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 23 november 2021 is aan de gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellant heeft daarop bij brief van 29 november 2021 geantwoord niet in staat te zijn geweest eerder hoger beroep in te stellen in verband met zijn lichamelijke gesteldheid, onder andere door corona en quarantaine.
Wat de gemachtigde van appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een voortdurende belemmering om de belangen van appellant te behartigen. Voorts had het bij eventuele belemmeringen op de weg van de gemachtigde van appellant gelegen een derde te vragen om namens appellant tijdig een, desnoods voorlopig, beroepschrift in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.