ECLI:NL:CRVB:2022:77
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/5471 PW. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep door appellanten, die werden vertegenwoordigd door mr. M. Sipma. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) was de tegenpartij. Op 25 januari 2021 heeft de Svb meegedeeld dat het bestreden besluit niet langer wordt gehandhaafd en dat er een nieuw besluit zal worden genomen. Hierop heeft mr. M. van Eck, opvolgend gemachtigde van appellanten, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de Svb in de proceskosten.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is de Svb volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellanten, wat aanleiding gaf om de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De totale kosten zijn begroot op € 2.339,26, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De Raad heeft echter geen vergoeding toegekend voor bepaalde kosten, zoals verschotten en vliegtickets, omdat appellanten hiervoor geen bewijsstukken hebben overgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier.