ECLI:NL:CRVB:2022:731

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
21/625 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. Op 22 maart 2021 heeft het college een gewijzigd besluit genomen, waarop appellante op 14 september 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Dit gebeurde omdat het college tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. In de intrekking van het hoger beroep verzocht appellante de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het college inderdaad aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen en heeft besloten het college te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 759,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.518,-.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2022. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het college wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 maart 2022
21/625 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
4 februari 2021, 20/5373
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. El Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Op 22 maart 2021 heeft het college een gewijzigd besluit genomen.
Bij brief van 14 september 2021 heeft mr. El Idrissi namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met het besluit van
22 maart 2021 aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 759,- in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude