ECLI:NL:CRVB:2022:540

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
19/4302 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/4302 PW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het college had op 25 maart 2021 meegedeeld dat het de emailberichten van 4 en 5 maart 2019 als aanvraag in behandeling had genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.

De gemachtigde van de appellant verzocht de Raad om de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep te vergoeden. Het college verklaarde zich bereid om de proceskosten te vergoeden, maar de appellant trok op 26 maart 2021 het hoger beroep in en vroeg de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten al op 26 april 2021 waren uitbetaald aan de gemachtigde van de appellant. Hierdoor was het processuele belang van de appellant komen te vervallen, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk verklaard moest worden.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak is relevant voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de proceskostenvergoeding in geval van intrekking van het beroep na tegemoetkoming door het bestuursorgaan.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 maart 2022
19/4302 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
6 september 2019, 19/2669 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Karkache, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 25 maart 2021 heeft het college meegedeeld dat is besloten de emailberichten van 4 en 5 maart 2019 als aanvraag in behandeling te nemen.
Bij brief van 26 maart 2021 heeft mr. Karkache namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft een reactie hierop gegeven.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het college met het als aanvraag in behandeling nemen van de emailberichten van 4 en 5 maart 2019 is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant.
De gemachtigde van appellant heeft de Raad verzocht de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep te vergoeden. In zijn brief van 25 maart 2021 heeft het college zich bereid verklaard de proceskosten hangende beroep (twee punten) en hoger beroep (één punt) te vergoeden. Blijkens de brief van het college van 29 april 2021 zijn de proceskosten al op 26 april 2021 uitbetaald aan de gemachtigde van appellant. Gelet hierop is aan een beoordeling van het verzoek om proceskostenvergoeding het processuele belang van appellant komen te ontvallen.
Dit betekent dat de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk zal verklaren.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om proceskostenveroordeling niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude