ECLI:NL:CRVB:2022:540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/4302 PW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het college had op 25 maart 2021 meegedeeld dat het de emailberichten van 4 en 5 maart 2019 als aanvraag in behandeling had genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.
De gemachtigde van de appellant verzocht de Raad om de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep te vergoeden. Het college verklaarde zich bereid om de proceskosten te vergoeden, maar de appellant trok op 26 maart 2021 het hoger beroep in en vroeg de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten al op 26 april 2021 waren uitbetaald aan de gemachtigde van de appellant. Hierdoor was het processuele belang van de appellant komen te vervallen, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak is relevant voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de proceskostenvergoeding in geval van intrekking van het beroep na tegemoetkoming door het bestuursorgaan.