ECLI:NL:CRVB:2022:486

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
19/2457 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had eerder een besluit genomen waarbij het bezwaar van appellante tegen de terugvordering van teveel ontvangen bijstand ongegrond was verklaard. Op 10 september 2021 heeft het college meegedeeld dat de vordering op appellante volledig was afgelost en het loonbeslag was beëindigd. Vervolgens heeft mr. Van Os op 15 september 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het college geen tegemoetkomend besluit heeft genomen, is er geen grond voor een proceskostenveroordeling. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2022
19/2457 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 mei 2019, 19/461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 10 september 2021 heeft het college de Raad meegedeeld dat de vordering op appellante volledig is afgelost en het loonbeslag van appellante is beëindigd.
Bij brief van 15 september 2021 heeft mr. Van Os namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat de vordering op appellante volledig is afgelost en het loonbeslag is beëindigd.
Bij het bestreden besluit van 3 januari 2019 heeft het college onder meer het bezwaar van appellante tegen de terugvordering van de over de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2017 teveel ontvangen bijstand ongegrond verklaard. Dit besluit heeft het college niet ingetrokken of herzien.
Nu het college aldus geen tegemoetkomend besluit in de zin van artikel 8:75a van de Awb heeft genomen, dient het verzoek om een proceskostenveroordeling te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude