ECLI:NL:CRVB:2022:442

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
20/3682 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door appellante. Namens appellante heeft mr. I.A.C. Cools, advocaat, het hoger beroep ingesteld. Het college had op 19 oktober 2021 de bestreden vordering op appellante kwijtgescholden. Appellante trok op 25 november 2021 het hoger beroep in en verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college diende een verweerschrift in en het onderzoek ter zitting werd achterwege gelaten.

De Raad overwoog dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Het college stelde dat er geen sprake was van een intrekking van het hoger beroep omdat de vordering was komen te vervallen in het kader van de Verzamelwet hersteloperatie toeslagen. De Raad volgde dit standpunt niet en oordeelde dat het college met het besluit van 19 oktober 2021 volledig tegemoet was gekomen aan het bezwaar van appellante.

De Raad besloot het college te veroordelen in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De kosten werden begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 1.897,50 in beroep en € 759,- in hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 3.738,50. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 februari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2022
20/3682 BBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 september 2020, 19/2740 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I.A.C. Cools, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 19 oktober 2021 heeft het college onder andere de bestreden vordering op appellante kwijtgescholden.
Bij brief van 25 november 2021 heeft mr. Cools namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het college stelt zich in het verweerschrift op het volgende standpunt: het hoger beroep is niet ingetrokken omdat het college de bestreden vordering of de daarop volgende beslissing op bezwaar heeft ingetrokken. De vordering is komen te vervallen in het kader van het Besluit Anticiperen op Verzamelwet hersteloperatie toeslagen van de gemeente Tilburg, omdat appellante is aangemerkt als slachtoffer van de kinderopvangtoeslag affaire. Daarom is geen sprake van een aan het college te wijten onrechtmatigheid en zijn deze besluiten in die zin ook niet herzien. Van een tegemoetkomen door het college aan het hoger beroep van appellante is daarom geen sprake.
De Raad volgt het standpunt van het college niet. Met het besluit van 19 oktober 2021 heeft het college de gemeentelijke vorderingen op appellante, waaronder de bestreden vordering, kwijtgescholden. Met dit besluit is het college volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van appellante. Het enkele feit dat het college geen verwijt kan worden gemaakt staat een proceskostenvergoeding niet in de weg. De proceskostenveroordeling wordt ook toegekend indien het tegemoetkomen plaatsvindt op een grond die geen verband houdt met de aangevoerde grieven en volledig buiten het geding om gaat. Ook in die gevallen ligt het risico van een proceskostenveroordeling bij het bestuursorgaan.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.082,- in bezwaar, € 1.897,50 in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.738,50.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude